282, 24537

Banksector reageert met ongeloof op politieke druk om rente op spaarboekjes te verhogen

Banksector reageert met ongeloof op politieke druk om rente op spaarboekjes te verhogen

De banksector reageert met ongeloof op de politieke vraag om de wettelijke minimumrente op de spaarboekjes te verhogen.

De commerciële banken krijgen intussen al 3,25% voor het geld dat ze parkeren bij de Europese Centrale Bank (ECB). Toch sijpelt dat niet door naar de spaarders. Op de hoogst renderende rekening zonder speciale voorwaarden valt maar 1,75% te verdienen voor wie zijn geld er een jaar laat staan.

Minister van Financiën Van Peteghem schreef de bankenfederatie Febelfin al een brief om haar op die spreidstand te wijzen, maar zijzelf zegt geen standpunt te willen innemen omdat er op sectorniveau geen prijsafspraken gemaakt mogen worden.

Staatssecretaris Bertrand wil Van Peteghem vragen om het e-DEPO van de Deposito- en Consignatiekas weer aantrekkelijker te maken om beweging in de spaarmarkt te krijgen. Lukt dat niet, dan wil ze dat de wettelijke minimumrente op het spaarboekje wordt opgetrokken.

 

Waarom de rente niet zo snel stijgt

De bankenfederatie Febelfin roept de overheid nu op om grondig te reflecteren over eventuele wettelijke initiatieven. De spaarrente wordt immers niet enkel en alleen bepaald door de depositorente van de ECB, heet het.

“De banken werden jarenlang (tussen juni 2014 en juli 2022) geconfronteerd met een negatieve depositorente bij de ECB, waarbij ze dus moesten betalen om hun deposito’s te plaatsen, terwijl in België wel steeds de minimumrente van 0,11% is blijven gelden. Het betreft een hele periode waarbij deze minimumrente hoger lag dan de beleidsrente van de ECB. De Belgische spaarder heeft dus nooit een nulrente of negatieve rente gekend op de gereglementeerde spaarboekjes, in tegenstelling tot vele andere Europese spaarders”, zegt de beroepsorganisatie Febelfin.

Voorts zegt Febelfin dat de hoogte van de spaarrente die een bank kan uitkeren in grote mate wordt bepaald door de rente die ze zelf ontvangt op haar uitstaande krediet- en obligatieportefeuille. Een lange periode van lage rente betekent ook dat de woonkredieten jarenlang aan bijzonder lage rentetarieven werden verleend. Een spaarrente wordt op korte termijn bepaald, maar een woonkrediet heeft een gemiddelde looptijd van 20 jaar. De kredietnemers, die kozen voor een vaste rentevoet, zullen dan ook voor een periode van 20 jaar een lage rentevoet kunnen genieten. België is één van de weinige landen in Europa waar zoveel kredieten met vaste rentevoeten - de laatste 13 jaar maken de kredieten aan vaste rente bijna systematisch meer dan 70% uit van de totale productie - voor zo’n lange looptijd worden verleend. Een systeem dat voor de kredietnemer bijdraagt tot financiële stabiliteit omdat hij niet onderhevig is aan de stijging van de rentevoeten. De banken dienen hiermee dus veel meer dan in andere landen rekening te houden met het renterisico in hun langetermijnrisicoanalyses.”

“Het is bovendien niet correct om de rentes op het kortetermijnsparen één op één te vergelijken met de rentes op de recente productie van lange termijn woon- en ondernemingskredieten. Immers, de stijgende rente wordt toegepast op de gehele portefeuille van gereglementeerde spaartegoeden, terwijl dat niet geldt voor de kredietportefeuille. Het overgrote deel van de huidige portefeuille van woonkredieten is afkomstig uit  de periode van 10 jaar waarbij lage rentes van toepassing waren (nieuwe productie en een grote herfinancieringsgolf in 2015-2016). Voor de lange termijn woon-en ondernemingskredieten wordt de hogere rente enkel toegepast op de nieuwe verstrekte kredieten. Concreet, de rentes op het spaarboekje worden toegepast op grote volumes (294 miljard euro aan gereglementeerde spaardeposito’s), terwijl de nieuwe productie kredieten beperkt is gebleven, en afgenomen de voorbije periode, mede door het beleid dat de ECB voert (7,2 miljard euro aan nieuwe productie sinds oktober 2022). De hogere rentetarieven op de nieuwe productie kredieten is dus beperkt in volume, tegenover het grote volume uitstaande spaardeposito’s in België. Om het even concreet te maken: er zijn ongeveer 300 miljard gereglementeerde deposito’s, elke verhoging van de rente met 10 basispunten op de spaartegoeden kost de sector bijna 300 miljoen euro. Een verhoging van 1% op de spaartegoeden kost de sector 3 miljard euro.”

 

Taksen

De banken verwijzen ten slotte ook naar de bankentaksen en de depositogarantiebijdrage. Samen bedragen deze 0,24% en dit loopt op tot 0,31% in 2025. Deze bedragen vloeien naar de begroting, en ze komen dus de overheid ten goede. Gezien de taksen geheven worden op de spaartegoeden worden deze heffingen van de overheid rechtstreeks van de spaarders   afgeroomd in plaats van dat deze door de banken aan de spaarders worden uitgekeerd.”

“En met de Belgische bankenheffingen is de kous nog niet af. Daarbovenop betalen de banken ook  nog 0,14% als bijdrage voor het zogenaamde Single Resolution Fund (SRF, het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds). Daarmee komen we op een totale bijdrage van 0,38% op dit moment.”

 

 

Lees ook:

Andere tips over spaarrekeningen

Log in om reacties to posten. Geen login? Registreer u hier.