Contact

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van obligaties?

Uitgever
De uitgever kan een staat zijn (we spreken dan van ‘staatslening’ of een ‘staatsobligatie’), of een bedrijf (we spreken dan van een bedrijfsobligatie of een ‘corporate’ obligatie). Het is hoofdzakelijk de kwaliteit van de uitgever die de veiligheid van een obligatie bepaalt. Hoe veiliger een uitgever is (hoe hoger zijn rating is), hoe waarschijnlijker het is dat hij zijn verbintenissen ten opzichte van zijn schuldeisers zal nakomen.

Nominale waarde
De nominale waarde van een obligatie vertegenwoordigt het bedrag dat de uitgever op de eindvervaldag zal terugbetalen. Ook de coupons worden op basis van dit bedrag bepaald.

De meeste obligaties worden uitgegeven aan een prijs die hun nominale waarde dicht benadert. Men zegt dat een obligatie waarvan de prijs gelijk is aan de nominale waarde dat ze ‘aan pari’ is genoteerd.

Coupure
De obligaties worden per coupure aangeboden. De minimale coupure is het kleinste bedrag dat men kan betalen om een obligatie te verwerven. De minimale coupure bedraagt meestal 1.000 euro, nominale waarde. Er zijn echter ook uitgiften waarvoor een minimuminvestering van 50.000 of zelfs 100.000 euro wordt gevraagd. Dergelijke uitgiften zijn eerder bestemd voor institutionele beleggers.

Looptijd
Sommige obligaties worden bijvoorbeeld voor een looptijd van drie jaar uitgegeven, andere voor een termijn van tien jaar. In principe geldt dat hoe langer de looptijd is, hoe groter de coupon is die de uitgever aanbiedt.

Eeuwigdurende obligaties zijn een speciale soort obligaties waarvan de eindvervaldag niet vooraf is bepaald. De uitgever kan over de terugbetalingsdatum beslissen en die kan ver in de toekomst liggen.

Coupon
De coupon is de intrest die de uitgever de belegger als vergoeding aanbiedt gedurende de looptijd van de lening. Hij wordt uitgedrukt in een percentage van de nominale waarde.
Hoe lager de kwaliteit van de uitgever en hoe langer de looptijd van de lening, des te hoger is in principe het bedrag van de coupon. Omgekeerd: een uitgever van hoge kwaliteit die leent met een korte looptijd zal een lagere coupon aanbieden. De coupon kan vast of variabel zijn. Meestal wordt hij jaarlijks betaald, maar sommige obligaties betalen vaker coupons uit, bijvoorbeeld zes- of driemaandelijks.
Het bedrag van de coupon hangt af van de looptijd van de obligatie en van de kwaliteit van de uitgever.
Er bestaan ook obligaties die geen coupon uitbetalen tijdens de looptijd van de lening. We noemen dit ‘nul-coupon’ obligaties.

Prijs
In tegenstelling tot aandelen zijn obligaties in een percentage genoteerd. De prijs vertegenwoordigt een percentage van hun nominale waarde. Op die manier kunnen we verschillende obligaties van dezelfde uitgever of van verschillende uitgevers beter vergelijken. Als een obligatie aan 100% noteert, wil dat zeggen dat op dat moment haar waarde gelijk is aan haar nominale waarde, bijvoorbeeld 1.000 euro als de nominale waarde 1.000 euro is. We zeggen dan dat de obligatie ‘aan pari’ is genoteerd. Als de obligatie aan 90% is genoteerd, is ze minder waard dan haar nominale waarde (900 euro). Aan 110% is ze meer waard dan haar nominale waarde (1.100 euro).
Technisch stemt de koers van een obligatie overeen met de huidige waarde van de toekomstige, te ontvangen coupons en de terugbetaling op de eindvervaldag.

Verlopen rente
De verlopen rente vertegenwoordigt het gedeelte van de coupon dat loopt sinds de laatste datum waarop een coupon werd betaald en tot aan de transactiedatum. Dit coupongedeelte is nog niet uitbetaald, maar vertegenwoordigt de intresten die al lopen sinds de laatste coupondatum. De verkoper van de obligatie heeft recht op dit gedeelte van de coupon die liep terwijl de obligatie nog in zijn bezit was. De koper van de obligatie moet dit gedeelte van de coupon dus betalen. Op de volgende coupondatum ontvangt de koper de volledige coupon en krijgt hij dus het gedeelte van de intresten terug dat aan de verkoper werd betaald.

Net als de waarde van de coupon wordt ook de verlopen rente uitgedrukt in een percentage van de nominale waarde van de obligatie. Alle obligaties zijn genoteerd met een ‘clean price’ die geen rekening houdt met het bedrag van de opgelopen rente. Om het effectieve aan- of verkoopbedrag te bepalen moet de verlopen rente dus bij de prijs van de obligatie worden geteld.

Naarmate de laatste coupondatum verder in het verleden ligt, zal de verlopen rente een groter gedeelte uitmaken van de waarde van de coupon.

Rendement
Het begrip rendement stelt ons in staat om obligaties te vergelijken waarvan de modaliteiten verschillen (nominaal, coupon, looptijd, notering…), voor eenzelfde uitgever, of voor verschillende uitgevers.

We mogen het rendement van de obligatie niet verwarren met de coupon. Het rendement van een obligatie verschilt al naargelang de prijs.

Het rendement van de obligatie is gelijk aan de waarde van de coupon als ze aan pari is genoteerd (100% van de nominale waarde). Als de prijs van de obligatie onder pari ligt (minder dan 100%), is het rendement hoger dan de waarde van de coupon. Dat lijkt logisch, want een obligatie die onder de nominale waarde wordt aangekocht (bijvoorbeeld aan 950 euro) levert een hoger rendement op (in percentage). De coupons worden immers berekend op basis van de nominale waarde, die in dit geval hoger is dan de aankoopprijs.

Naarmate de prijs van de obligatie stijgt of daalt, daalt of stijgt het rendement. Met andere woorden, het rendement van de obligatie evolueert omgekeerd evenredig met de prijs van het effect.

We kunnen het rendement beschouwen als de rente die de beleggers vragen om de uitgever van de obligatie geld te lenen. Het rendement varieert dus in de tijd, hoofdzakelijk naargelang van het niveau van de rente en de evolutie van de kwaliteit van de uitgever.

Terugbetalingswijze
De wijze waarop een obligatie wordt terugbetaald, kan verschillen, maar het principe blijft hetzelfde: op de vervaldag heeft de belegger (die ondertussen zijn coupons heeft ontvangen) recht op de terugbetaling van het totale geïnvesteerde bedrag, desgevallend verhoogd met een terugbetalingspremie.

Sommige obligaties worden vervroegd terugbetaald (‘call’). Het is de uitgever van de obligatie die beslist om tot een ‘call’ over te gaan. Dat stelt hem in staat om zijn schuld tegen een lagere rente te herfinancieren als de rente daalt tot onder de couponrente van de obligatie.

Munteenheid Obligaties worden uitgegeven in een bepaalde munteenheid: euro, dollar, Noorse kroon. De coupons en de terugbetaling op de eindvervaldag worden bepaald in de munteenheid van de obligatie (behalve de Braziliaanse Real). Het is goed om met dit element rekening te houden, want de evolutie van de munteenheid waarin de obligatie is genoteerd, beïnvloedt uiteraard het rendement voor de belegger. Voor de Belgische belegger is er geen risico als de obligatie in euro wordt uitgegeven. Hij loopt een risico met een obligatie in USD of in een andere munteenheid (waarvan de koers kan dalen ten opzichte van de euro).

Primaire en secundaire markt De primaire markt is het deel van de kapitaalmarkt waar nieuwe obligaties worden uitgegeven. Een vennootschap of overheidsinstelling die geld wil lenen bij beleggers, geeft obligaties uit op de primaire obligatiemarkt. De distributie van de obligaties aan de beleggers gebeurt uitsluitend door een groep banken.

De secundaire markt is de markt waar eerder uitgegeven obligaties worden gekocht en verkocht. Obligaties kunnen worden verhandeld op de secundaire markt van de beurzen waar ze zijn genoteerd. De belangrijkste beurzen zijn Frankfurt am Main voor de Europese obligaties en Euronext voor bepaalde binnenlandse obligaties. De liquiditeit op de secundaire ontstaat echter hoofdzakelijk buiten de beurs, via de banken die permanent aan- en verkoopprijzen voorstellen.

In principe kan een belegger die een obligatie heeft gekocht op de primaire markt ze altijd weer verkopen op de secundaire markt. Actieve beleggers gaan op de secundaire markt vaak op zoek naar interessant geprijsde obligaties.

Schrijf je in op onze nieuwsbrief!

& ontvang tips om te besparen