Ook FSMA niet tegen afschaffing getrouwheidspremie

12 februari 2024

Na de Nationale Bank vindt nu ook de FSMA, de overheidsdienst die toeziet op de bescherming van de spaarder, het niet langer noodzakelijk dat er op spaarrekeningen naast een basisrente nog een getrouwheidspremie wordt gegeven. Bij een afschaffing ervan is een voldoende lange overgangsperiode wel wenselijk.

Om de concurrentie tussen de banken aan te zwengelen zodat de spaarder betere voorwaarden op zijn spaarrekening kon krijgen, werden de voorbije maanden tal van ideeën gelanceerd. Eén ervan was de afschaffing van de getrouwheidspremie zodat er alleen nog een basisrente zou overblijven. Dat zou het vergelijken van de opbrengst tussen de diverse spaarrekeningen makkelijker maken want nu pakken banken vaak uit met een totale opbrengst, terwijl spaarders vaak enkel recht hebben op een basisrente. De basisrente wordt gegeven voor elke dag dat een bedrag op de spaarrekening staat. De getrouwheidspremie komt daar bovenop voor spaartegoeden die een heel jaar behouden worden.

De getrouwheidspremie kwam er destijds om de stabiliteit van de spaargelden te verzekeren. Dat maakte het voor banken makkelijker om de aangetrokken gelden voor langere tijd uit te lenen voor bijvoorbeeld het financieren van de aankoop en bouw van een woning.

Volgens de FSMA zijn de bestaansreden en reglementaire omkadering van de getrouwheidspremie historisch gelinkt aan marktvoorwaarden die vandaag niet meer bestaan. Daardoor blijkt het in se niet langer nodig om de huidige vergoedingsstructuur van de gereglementeerde spaarrekeningen te behouden, zegt de instelling. Er zijn andere manieren om de stabiliteit te garanderen.

Ze stelt ook vast dat er bij de consument nog steeds onduidelijkheid bestaat over de voorwaarden om van de getrouwheidspremie te kunnen genieten. Daarom is ze van oordeel dat elke bijkomende inspanning om de spaarrekeningen te kunnen lezen te vergelijken aangemoedigd worden. Ze is dan ook niet gekant tegen een afschaffing van die premie.

De FSMA zegt wel dat de afschaffing er niet mag toe leiden dat de spaarder uiteindelijk minder rente ontvangt. Ook moet er een voldoende lange overgangsperiode worden voorzien zodat de banken zich kunnen aanpassen.