Hoe splits ik als zelfstandige mijn lening tussen privé en beroep?
Wanneer u als zelfstandige een lening afsluit voor de aankoop of bouw van een woning, die u ook deels wil gebruiken voor de uitoefening van uw beroep, dan heeft dat gevolgen op fiscaal vlak. Uw woonlening wordt dan opgesplitst in een residentieel deel en een deel voor beroepsdoeleinden.
Lenen als zelfstandige
Wie als zelfstandige al eerder een woonlening afsloot, zal het beamen: doorgaans liggen de zaken iets complexer dan bij de 'gewone' loontrekkenden. En dat start al van zodra u een krediet aanvraagt.
Loontrekkenden kunnen om te beginnen vrij simpel aantonen dat ze maandelijks een vast inkomen hebben. Het is zodoende ook gemakkelijker voor de bank om na te gaan of en hoe de lening terugbetaald wordt. Dat is een ander paar mouwen bij zelfstandigen, die in de regel een wisselend en soms onzeker inkomen hebben. Hoe vangt de bank dat op? Door zich te baseren op uw inkomen van de laatste twee of drie jaar en van daaruit een gemiddeld maandinkomen te extrapoleren.
En startende zelfstandigen?
Zijn zelfstandigen die pas gestart zijn dan automatisch de pineut, omdat ze nog geen inkomensoverzicht van twee jaar of meer kunnen voorleggen? Niet noodzakelijk, maar het is wel beter om voorzichtig te ramen en van een minimaal inkomen te vertrekken. U kan ook het inkomen van uw partner wat zwaarder laten doorwegen, mocht hij of zij wel een vast inkomen hebben.
Gesplitste lening
Voor de opdeling van uw woonst wordt gekeken naar de effectieve oppervlakte die u nodig heeft voor de uitoefening van uw beroep versus het residentieel gedeelte. Dat is nodig voor de uitsplitsing van de financiering, maar ook voor de uitsplitsing van de fiscale voordelen achteraf. U kan de kosten die u maakt voor de uitrusting en het onderhoud van het beroepsgedeelte van uw huis immers als beroepskost inbrengen in uw belastingaangifte.
Geen opsplitsing
Leent u het volledige bedrag van uw woning, dan gebeurt de opsplitsing van de lening in dezelfde verhouding als die voor de uitsplitsing van het beroeps- en het privégedeelte van de woning. Brengt u ook eigen middelen in, dan vraagt u zich best af of u die in het beroepsgedeelte, dan wel in het privégedeelte van uw woning stopt. De fiscale voordelen kunnen voor de beide delen opnieuw verschillend zijn.
Lees ook: Vijf zaken waarover u moet onderhandelen bij uw woonlening
Fiscale voordelen
Voor de afbetalingen aan kapitaal, de intresten op uw woonkrediet en het storten van de premies voor de schuldsaldoverzekering hebt u in Vlaanderen recht op een woonbonus van 1.520 euro. Tijdens de eerste tien jaar van de lening komt daar 760 euro bij, als het uw enige woning is. Als u minstens drie kinderen hebt, nog eens 80 euro. Dat brengt het maximum op 2.360 euro per persoon. De woonbonus geeft u uiteindelijk recht op een belastingvermindering van 40%. Wie zijn korf maximaal vult, komt zo aan een besparing van 944 euro per persoon.
Dat ligt anders voor het investeringskrediet: daar mag u alle betaalde intresten fiscaal aftrekken als beroepskosten. Bovendien leveren ze u een belastingbesparing op tegen het hoogste tarief waarin uw inkomen valt, waardoor het voordeel kan oplopen tot 50%. Net omdat u beroepsmatige interesten meer en aan een hoger tarief mag inbrengen fiscaal, is het mogelijk interessanter om vooral te lenen voor het beroepsgedeelte van uw woonst en de eigen inbreng te bewaren voor het privégedeelte. De fiscus aanvaardt overigens uitdrukkelijk dat u dit doet. Die precieze rekenoefening concretiseert u uiteraard best samen met uw bankier en uw fiscalist.
Tip: Hoe haalt u fiscaal het maximum uit uw woonlening?
Lees ook:
Wat is de aangewezen looptijd van uw woonlening
Stappenplan bij de aankoop van uw eerste woning
Hoe bespaart u duizenden euro’s op uw woonlening